"Grote" Example Sentences
1. De grote hond blafte naar ons.
2. Het grote huis had vijf slaapkamers.
3. Ik heb een grote hekel aan regen.
4. De grote boom was al honderd jaar oud.
5. Mijn broer heeft een grote collectie postzegels.
6. Het grote nieuws werd op televisie bekendgemaakt.
7. De grote klok sloeg twaalf uur.
8. Mijn moeder gaf me een grote knuffel.
9. De grote rivier stroomde rustig voort.
10. Het was een grote verrassing toen hij langskwam.
11. Door de grote drukte was het moeilijk om te parkeren.
12. De grote hoeveelheid werk zorgde voor stress.
13. Het grote succes was te danken aan teamwork.
14. De grote afstand tussen de twee steden was een probleem.
15. Ik heb een grote passie voor fotografie.
16. De grote stapel boeken viel om door de wind.
17. De grote vis was te zwaar voor het visnet.
18. De grote zaal was helemaal vol.
19. Mijn oma maakte altijd grote pannen soep.
20. Het grote schip voer de haven binnen.
21. De grote stad was een doolhof van straatjes.
22. De grote molen draaide langzaam rond.
23. Ik zie altijd een grote glimlach op haar gezicht.
24. De grote schommel ging heel hoog.
25. De grote menigte juichte toen het doelpunt viel.
26. Het was een grote opluchting toen de operatie goed verliep.
27. De grote kinderen pasten niet meer op de kleine trampoline.
28. Het grote winkelcentrum heeft veel verschillende winkels.
29. De grote ijsberg dreef langzaam richting de kust.
30. De grote afgrond maakte me duizelig als ik erin keek.
Common Phases
1. Dat is een
grote verandering;
2. Hij heeft een
grote auto;
3. Zij heeft
grote dromen;
4. De stad heeft een
grote populatie;
5. Het was een
grote uitdaging;
6. De kat is erg groot;
7. Er is een
grote kans dat hij wint;
8. De plant is gegroeid tot een
grote hoogte;
9. Het is een
grote misvatting;
10. De maaltijd was in een
grote portie geserveerd.