Spaarzaam example sentences

"Spaarzaam" Example Sentences

1. Mijn spaarzaam oma kocht alleen de dingen die ze echt nodig had.
2. Hij leefde een spaarzaam bestaan, ver weg van luxe.
3. Spaarzaam met energie zijn, is belangrijk voor het milieu.
4. Zijn spaarzaam gedrag leverde hem uiteindelijk een flinke spaarrekening op.
5. Met haar spaarzaam levensstijl kon ze zich een huis veroorloven.
6. De spaarzaam gebruik van water is cruciaal tijdens een droogte.
7. Een spaarzaam dieet kan bijdragen aan gewichtsverlies.
8. Het was een spaarzaam feestje, maar wel gezellig.
9. Zij was van nature spaarzaam, in tegenstelling tot haar broer.
10. Door spaarzaam te zijn, konden ze hun droomreis maken.
11. Hij had een spaarzaam vermogen opgebouwd.
12. Een spaarzaam leven hoeft niet saai te zijn.
13. De spaarzaam inrichting van het appartement was functioneel.
14. Haar spaarzaam woorden waren vol betekenis.
15. Het gezin leefde spaarzaam tijdens de economische crisis.
16. Spaarzaam met voedsel omgaan, voorkomt verspilling.
17. De spaarzaam manier waarop hij zijn geld besteedde, was bewonderenswaardig.
18. Zijn spaarzaam aanpak resulteerde in een succesvol project.
19. Door een spaarzaam levenswijze, bereikte ze haar financiële doelen.
20. Spaarzaam zijn is een deugd in deze tijden.
21. De spaarzaam gezin was blij met hun bescheiden leven.
22. Het was een spaarzaam gebruik van dure materialen.
23. Hij was spaarzaam met zijn complimenten.
24. Spaarzaam met de tijd omgaan, is essentieel voor productiviteit.
25. De spaarzaam boer wist elk zaadje te gebruiken.
26. Ze was spaarzaam met haar emoties.
27. Een spaarzaam ontwerp minimaliseert materiaalverbruik.
28. Spaarzaam leven is niet synoniem met een gebrek aan plezier.
29. Hij was spaarzaam, maar niet gierig.
30. De spaarzaam architectuur van het gebouw was indrukwekkend.
31. Spaarzaam met resources omgaan, is van groot belang.
32. De spaarzaam gebruiker vond de batterijduur uitstekend.
33. Het was een spaarzaam diner, maar we hebben er van genoten.
34. Spaarzaam in woorden, rijk in daden.
35. De spaarzaam ontwikkeling van het dorp was langzaam maar zeker.
36. Spaarzaam zijn met water is een verantwoordelijkheid.
37. De spaarzaam tuinier gebruikte regenwater.
38. Hij was spaarzaam met zijn kritiek.
39. Spaarzaam met energie, rijk aan comfort.
40. De spaarzaam verlichting zorgde voor een intieme sfeer.
41. Spaarzaam koken minimaliseert voedselverspilling.
42. De spaarzaam auto had een verrassend laag brandstofverbruik.
43. Hij leefde een spaarzaam, maar vervullend leven.
44. Spaarzaam zijn is een vorm van zelfrespect.
45. De spaarzaam ondernemer investeerde zijn winst verstandig.
46. Spaarzaam zijn betekent niet dat je je dromen moet opgeven.
47. De spaarzaam gebruiker kon de telefoon lang gebruiken op een batterijlading.
48. Spaarzaam zijn is een teken van vooruitziendheid.
49. De spaarzaam familie had een comfortabel leven.
50. Spaarzaam zijn helpt je financiële doelen te bereiken.

Recently Searched

  › Chared verb
  › Spaarzaam
  › Sarong noun
  › Savonneux
  › Sastruga
  › Deck
  › Dissevered verb
  › Solar noun BRITISH ENGLISH
  › Replayed
  › étudier
  › Metasomatism
  › Flickrnet
  › Nopes
  › Melchior
  › Lushest adjective
  › Indented
  › Towels
  › Vocel
  › Tamriel
  › Remarking verb

A B C D E F G H I J K L M N O P Q R S T U V W X Y Z