Spaarzegel example sentences

spaarzegel

zelfstandig naamwoord

  - zegel die geplakt wordt als bewijs van storting van een (klein) bedrag aan spaargeld

  - zegel die men krijgt als men iets koopt en waarmee men kan sparen voor gratis artikelen of andere voordelen

"Spaarzegel" Example Sentences

1. Mijn oma heeft altijd trouw haar spaarzegels geplakt.
2. Hij kocht een fiets met zijn spaarzegels.
3. De spaarzegels waren bijna vol.
4. Ze verzamelde spaarzegels voor een nieuwe tv.
5. Het album zat vol met spaarzegels.
6. Zijn vader gaf hem spaarzegels als beloning.
7. Welke spaarzegels verzamel jij?
8. De spaarzegels waren een leuke hobby.
9. Ik heb nog een paar lege spaarzegel-albums.
10. Zijn spaarzegels waren van Albert Heijn.
11. Ze ruilde spaarzegels met haar vriendin.
12. Hij had al bijna genoeg spaarzegels voor een scooter.
13. De kinderen plaksten ijverig hun spaarzegels.
14. Het was een tijdrovend proces, het sparen van spaarzegels.
15. Zij wist niet eens dat spaarzegels nog bestonden.
16. Met de opbrengst van de spaarzegels kocht hij een game.
17. Al zijn spaarzegels waren verloren gegaan.
18. De spaarzegels bleken vals te zijn.
19. Hij was teleurgesteld over zijn verloren spaarzegels.
20. Het verzamelen van spaarzegels was een familietraditie.
21. Ze vond een oude doos met spaarzegels.
22. Sommige spaarzegels waren al verkleurd.
23. Hij heeft al zijn spaarzegels ingeleverd.
24. De winkel gaf een aantrekkelijke aanbieding op spaarzegels.
25. Het inleveren van de spaarzegels was eenvoudig.
26. Zijn droom was om een nieuwe fiets te kopen met zijn spaarzegels.
27. Hij plakte elke dag een spaarzegel in zijn album.
28. De spaarzegels waren een motiverende factor.
29. Ze had een speciale map voor haar spaarzegels.
30. De waarde van de spaarzegels was afhankelijk van het type.
31. Hij had zoveel spaarzegels dat hij er niet meer wist wat hij ermee moest doen.
32. Het was een nostalgische herinnering, het sparen van spaarzegels.
33. Zij vond het sparen van spaarzegels een saai karwei.
34. De spaarzegels waren een symbool van geduld en doorzettingsvermogen.
35. Zijn verzameling spaarzegels was uniek en waardevol.
36. Het album was gevuld met felgekleurde spaarzegels.
37. Hij verkocht zijn spaarzegels aan een verzamelaar.
38. De spaarzegels representeerden een stukje jeugdherinnering.
39. Zij schonk haar spaarzegels aan een goed doel.
40. De spaarzegels waren een onmisbaar onderdeel van haar kindertijd.
41. Het was een onverwachte verrassing, het vinden van oude spaarzegels.
42. Hij droomde ervan om een complete set spaarzegels te verzamelen.
43. De spaarzegels waren een symbool van geduld en volharding.
44. Zij deelde haar enthousiasme voor spaarzegels met haar kinderen.
45. Het was een leuke bezigheid voor de kinderen, het plakken van spaarzegels.
46. Hij had een speciale techniek om zijn spaarzegels te ordenen.
47. De spaarzegels waren een bron van trots en voldoening.
48. Zij kocht een nieuw huis met de opbrengst van haar spaarzegels.
49. Het sparen van spaarzegels leerde haar de waarde van geduld.
50. Hij herinnerde zich de opwinding van het openen van een nieuw spaarzegel-album.

Recently Searched

  › Cyanogens [sīˈanəjən]
  › Spaarzegel
  › Haggadic noun judaism
  › Spawners verb
  › Compliments
  › Effluent noun
  › Assented verb
  › Ateshgah
  › Flightmates
  › Subscribes
  › Elemento
  › Monospace
  › Reflectors noun
  › Onwards adverb
  › Moistureless noun
  › Totus
  › Winging
  › Brylcreem
  › Violating verb
  › Retarding
  › Scabrously adjective
  › Uncongenial adjective
  › Admirer noun

A B C D E F G H I J K L M N O P Q R S T U V W X Y Z