"Trekken" Example Sentences
1. We moeten de berg op trekken om het prachtige uitzicht te zien.
2. De ervaren bergbeklimmers konden de zware last gemakkelijk naar boven trekken.
3. Het paard moest de zware kar door de modder trekken.
4. Na de hevige regenval moeten we hard trekken om de auto uit de modder te krijgen.
5. Hij liet zijn hond het houten speeltje trekken terwijl ze door het park liepen.
6. De gids zal ons door de jungle trekken om wilde dieren te bekijken.
7. We moesten onze spieren gebruiken om de zware dozen te trekken.
8. De kinderen vonden het leuk om in een wagen getrokken te worden door het paard.
9. We zullen ons best doen om de bevroren deur open te trekken.
10. De visser moest hard trekken om de grote vis aan de haak te krijgen.
11. Ik moest mijn jas dichter trekken om de kou buiten te houden.
12. De ruiters moesten hun paarden flink laten trekken om de heuvel op te komen.
13. De jas was te strak en ze moest hem naar beneden trekken.
14. De bergbeklimmers hadden sterk touw nodig om naar boven te kunnen trekken.
15. De boer moest de zware machine over het veld trekken om het te kunnen gebruiken.
16. Het paard begon de kar te trekken, en de boer sprong op om de rit te beginnen.
17. De dief probeerde tevergeefs de portemonnee uit de zak te trekken.
18. Ze moest haar man uit bed trekken op een luie zondagochtend.
19. De kinderen moesten de bergen beklimmen en elkaar tegelijkertijd omhoog trekken.
20. De roeiers moesten samenwerken en het net zo hard trekken om de boot vooruit te krijgen.
21. Ze moest de ketting met alle macht trekken om de poort van het slot te krijgen.
22. De slee werd door de husky's getrokken terwijl we door het besneeuwde bos reden.
23. Na de storm moesten we de takken van de bomen trekken om de tuin op te ruimen.
24. Om de boot te lanceren, moesten we hem met mankracht uit het water trekken.
25. Het touw zat vast en ze moesten het met alle macht trekken om het los te krijgen.
26. De politieagenten moesten de verdachte de trap af trekken om hem in de auto te krijgen.
27. De archeologen moesten de mannen te hulp schieten om hun schatten uit de grond te trekken.
28. Om de vis aan de haak te krijgen, moesten we het aas zo nu en dan zachtjes trekken.
29. De spanning tussen de twee rivalen begon te trekken aan de rest van het groepje.
30. Ze moesten het zeil stevig vasthouden en hard trekken om de boot in beweging te krijgen.
Common Phases
1. Ik ga morgenochtend wandelen met mijn vrienden; we gaan in de bergen
trekken.
2. We zijn helemaal blut na onze vakantie, dus moeten we nog even de broekriem aan
trekken en op onze uitgaven letten.
3. Mijn collega heeft gisteren zijn baan opgezegd en gaat nu een nieuwe uitdaging tegemoet
trekken.
4. De touwtjes aanhalen is soms nodig om financieel gezond te blijven, maar het kan ook lastig zijn.
5. Deze winter willen we op skivakantie gaan en elk weekend de pistes gaan
trekken in de Alpen.
6. Zelfs bij regenachtig weer kun je prima naar buiten en een lange wandeling maken, zolang je maar de juiste kleding aantrekt.