"Bevelen" Example Sentences
1. De generaal beveelt zijn troepen om de hoogte in te nemen.
2. Hij beveelt zijn secretaresse om de vergadering te notuleren.
3. De politieagent beveelt de verdachte zijn handen omhoog te doen.
4. De trainer beveelt de spelers om een warming-up te doen.
5. De baas beveelt de werknemers om harder te werken.
6. De dokter beveelt de patiënt om medicijnen in te nemen.
7. De leraar beveelt de leerlingen om hun huiswerk af te maken.
8. De coach beveelt de atleet om zich voor te bereiden op de wedstrijd.
9. De koning beveelt zijn onderdanen om hem te gehoorzamen.
10. De brandweerman beveelt zijn team om het vuur te blussen.
11. De rechter beveelt de beklaagde om de waarheid te spreken.
12. De kapitein beveelt zijn bemanning om het schip te verlaten.
13. De dirigent beveelt het orkest om te beginnen met spelen.
14. De burgemeester beveelt zijn ambtenaren om de stad schoon te houden.
15. De piloot beveelt de passagiers om hun gordels vast te maken.
16. De trainer beveelt de bokser om zijn vuisten te gebruiken.
17. De koningin beveelt haar hofdames om haar bij te staan.
18. De chef beveelt de koks om het diner te bereiden.
19. De sergeant beveelt zijn soldaten om de vijand aan te vallen.
20. De detective beveelt zijn team om de verdachte te arresteren.
21. De burgemeester beveelt zijn politieagenten om de orde te handhaven.
22. De juf beveelt de kinderen om niet te praten tijdens de les.
23. De coach beveelt zijn spelers om te luisteren naar zijn aanwijzingen.
24. De opzichter beveelt zijn bouwvakkers om veiligheidsmaatregelen in acht te nemen.
25. De generaal beveelt zijn soldaten om de vijandelijke linies te doorbreken.
26. De leraar beveelt zijn leerlingen om hun mobiele telefoons uit te zetten.
27. De piloot beveelt zijn co-piloot om de vlucht te controleren.
28. De agent beveelt de automobilist om te stoppen voor controle.
29. De chef beveelt de ober om de klanten te bedienen.
30. De werkgever beveelt zijn werknemers om op tijd op het werk te zijn.
Common Phases
1. Ik beveel je om het huis schoon te maken;
2. Zij beval hem om naar bed te gaan;
3. De manager beveelde zijn personeel om harder te werken;
4. De leraar beval de studenten om hun huiswerk af te maken;
5. Mijn moeder beveelt me altijd om gezond te eten;
6. De politieagent beval de automobilist om te stoppen;
7. De chef-kok beval zijn team om nauwkeurig te koken;
8. De president beveelde de soldaten om het land te verdedigen;
9. De coach beveelde zijn spelers om zich te concentreren op het spel;
10. De dokter beval de patiënt om medicijnen te nemen en rust te houden.