"Takken" Example Sentences
1. Johannes sloeg de takken van de boom omhoog.
2. Ik zag vogels op de takken zitten.
3. Bente gebruikte de takken om een hek te maken.
4. De wind blies de takken alle kanten op.
5. We verzamelden takken voor het kampvuur.
6. De takken kraakten onder de zware sneeuw.
7. Mijn vriendin had een takkenkrans gemaakt voor aan de deur.
8. De takken van de appelboom waren beladen met fruit.
9. Met een snoeischaar knipte ik de dode takken weg.
10. De bloemengeur hing tussen de takken van de bomen.
11. We speelden verstoppertje tussen de takken van het bos.
12. De storm brak takken af van de bomen en verwoestte een deel van het bos.
13. Een vogel had een takje in zijn snavel om een nest te bouwen.
14. Tussen de takken door konden we de zonsondergang zien.
15. In het park zaten mensen onder de takken van de bomen te picknicken.
16. De menigte gooide takken en stenen naar de politie.
17. De herfstkleuren van de takken waren adembenemend.
18. De prunus had takken die roze bloesems droegen.
19. De kleine jongen hing aan de takken van de klimboom.
20. We vleiden neer tussen de takken van de boom om een dutje te doen.
21. Met paastakken versierden we het huis.
22. De dikke takken van de eik werden gekapt.
23. Bij het snoeien van de rozenstruik sneed ik expres een tak af.
24. Er was een bericht op het nieuws over takken die de weg blokkeerden.
25. We gebruikten takken om de tenten op te zetten.
26. In het najaar stond het bos vol met rode, oranje en gele takken.
27. De hond rende rond met een tak in zijn bek.
28. Met de bezem veegde ik de takken en bladeren bij elkaar.
29. De takken van de esdoorn produceerden een schaduw aangenaam op hete zomerdagen.
30. Iemand had takken in de vorm van een hart op het strand gelegd.
Common Phases
you want me to provide common phrases using "
takken" separated by semicolon and without an instruction sentence? Sure, here are some:
-
Takken afknippen; to trim branches
-
Takken uit de weg ruimen; to clear branches out of the way
-
Takken snoeien; to prune branches
-
Takken versnipperen; to chip branches
-
Takken branden; to burn branches
-
Takken verzamelen; to gather branches
-
Takken zagen; to saw branches
-
Takken breken; to break branches
-
Takken omhoog houden; to hold branches up
-
Takken optillen; to lift branches up
Does this help?